Mode richt zich vaak op een ideaalbeeld, kleding wordt gemaakt om aan deze lichaamsvormen te voldoen. Vroeger werd er geregeld gebruik gemaakt van allerlei losse hulpmiddelen om het lichaam te corrigeren, maar hoe lossen we het tegenwoordig op als je afwijkende eisen stelt aan je kleding?
Het is alweer een aantal jaren geleden dat ik werd gevraagd een lezing te verzorgen bij een tentoonstelling over 'Wat kunstenaars doen met mode.' (2011). Een tentoonstelling die een bescheiden bijdrage probeert te leveren aan de discussie of mode kunst is of niet. Met deze kleinschalige kunstzinnige interpretatie met gemanipuleerde kleding wilden de deelnemende kunstenaars hun statement maken. Ze vinden dat kleding niet thuis hoort in musea voor beeldende kunsten, maar in de context van de kostuumgeschiedenis dient te worden getoond.
Voor de lezing werd daarentegen gekozen voor een meer modische benadering: er werd mij gevraagd een verhaal te houden over optisch bedrog in kleding, het werken voor afwijkende gebruikseisen en afwijkende figuren.
Afwijkende silhouetten uit de kostuumgeschiedenis
Vanuit kostuumhistorisch perspectief kunnen we allemaal tal van voorbeelden noemen. In dit kader wil ik het boek Fashioning the Body: an Intimate History of the Silhouette niet onvermeld laten. De oorspronkelijk Franse catalogus bij de tentoonstelling La Mécanique des Dessous: une histoire indiscrète de la silhouette (2013) in Les Arts Décoratifs in Parijs is vorig jaar verschenen in een Engelstalige versie (2015) bij de overgenomen Amerikaanse tentoonstelling in The Bard Graduate Center in New York. Tentoonstelling en boek gaan in op de verborgen elementen, die het silhouet van de kleding in de loop der geschiedenis bepalen. Onzichtbaar in of onder de kleding, maar zo bepalend voor het beeld dat we zien. Hier hebben we te maken met een deel van wat we optisch bedrog in kleding kunnen noemen.
Van de vroegste corsetten, farthingales en kraagsupporters via paniers, watteringen en verstevigingen naar de crinoline en bustle. Maar ook de ganzenbuik, de braquette, maagbanden en valse kuiten. Want ook de man ontkomt niet aan de drang om te voldoen aan het ideaalbeeld. En zelfs in onze huidige tijd zijn nog steeds voorbeelden te vinden, zoals vullingen in ons ondergoed – zowel voor vrouwen als voor mannen – of bij ontwerpers die in hun designbeeld teruggrijpen naar historische silhouetten.
Aangezien over het ideaalbeeld in de mode al heel veel geschreven is, wil ik hier nu niet verder op in gaan, maar wel op hoe kleding kan worden aangepast naar specifiek gebruik.
Dior zonder losse hulpmiddelen
In onze huidige tijd zijn we veel minder geneigd gebruik te maken van allerlei losse hulpmiddelen op of rond het lichaam. Dus wat dan te doen als je met niet-lichaamsvolgende vormen te maken hebt? Dan moet het geïntegreerd worden in het kledingstuk en dus worden opgebouwd. Het volgende voorbeeld is afgeleid van het welbekende jasje Bar uit 1947 van Christian Dior, maar dan zonder het in die tijd gedragen waspie of de ingebouwde heupkussentjes in het originele jasje. De oplossing is één geworden met het jasje zelf.
Op de foto's hieronder is een jasje te zien met het binnenwerk dat nu de vorm van het oorspronkelijke Bar-jasje mét hulpmiddelen nabootst:
Een waspie, zoals destijds gebruikelijk was te dragen, is nu niet meer nodig.
Aanpassingen voor specifiek gebruik
Ook in het geval van de herinterpretatie van het Bar jasje hebben we het nog steeds over zichtbare aanpassingen aan het silhouet, maar bij optisch bedrog denk ik ook aan niet-direct zichtbare eigenschappen in de kleding, die vaak te maken hebben met de gebruikseisen voor de drager. Een aantal voorbeelden:
- Een serie ontwerpen voor bedrijfskleding voor een hotel moet technisch vertaald worden. De ontwerpen zijn door de ontwerper allemaal vanuit dezelfde mal getekend. Maar de receptionisten achter de computer, het personeel in het restaurant of het kamerpersoneel moeten er allemaal andere taken in uitvoeren. De receptionisten kunnen volstaan met een smal modisch jasje. De jas van het restaurantpersoneel mag niet helemaal mee opgetild worden bij het vasthouden van een dienblad boven hun hoofd en heeft dus extra ruimte op de ondermouw nodig. Het kamerpersoneel moet kunnen bukken en de armen gemakkelijk kunnen bewegen. Zij hebben daarvoor meer ruimte op de rug en wijdere mouwen nodig.
- Een muzikant, bespeler van een specifiek instrument, wil bij het spelen niet gehinderd worden door de kleding. Afhankelijk van de bewegingen moet gekeken worden waar extra ruimte nodig is om gemakkelijk te kunnen spelen. En dat is bijvoorbeeld voor een trompetist andere ruimte dan voor een violist.
Zomaar een aantal voorbeelden van wat ik echt optisch bedrog in kleding vind; voor de leek niet zichtbaar, maar zo belangrijk in gebruik.
Een andere belangrijke vorm van optisch bedrog zijn de aanpassingen in kleding voor lichaamsafwijkingen, maar hierover meer in de blogs Pomp in de kleermakerij en Pomp in de kleermakerij: extreme lichaamsafwijkingen.