Bij het maken van historische kleding is het doel van belang: gaat het puur om de uitstraling of moet het historisch verantwoord zijn? Dit is belangrijk voor de keuze van het patroonsysteem, maar ook voor nader onderzoek over de maakwijze van de kleding. Naast het patroon bepaalt ook de uitvoering de totale uitstraling van het kledingstuk.
Systeem kiezen
Kleding maken is werken op een lichaam en geen enkel lichaam is hetzelfde. Het patroon is dan ook een hulpmiddel om tot een vorm rond het lichaam te komen. De keuze van dit hulpmiddel bepaalt al voor een deel hoe je hiermee om moet gaan. Kies je voor een moderne basis, dan zul je gemakkelijker op een lichaam van nu kunnen werken. Kies je voor een authentiek systeem, dan zul je dat moeten aanpassen naar het lichaam van nu. Welk systeem je ook kiest: je zult jezelf in het systeem moeten inwerken om achter de uitgangspunten van het systeem te komen. Hoe heeft de samensteller van het systeem maatverhoudingen opgebouwd en hoe ziet dat er uit op het lichaam? Dit is echt een geval van trial and error.
Twee voorbeelden:
- Op de blog van Modemuze heeft al eerder het proces voor de replica van de herenmantel uit ca. 1845/50 gestaan, die in opdracht van het Gemeentemuseum Den Haag bij de Meesteropleiding Coupeur is gemaakt. Voor deze mantel is gewerkt vanuit Edward Minister & Son – The Complete Guide to Practical Cutting (1853), omdat dit boek in tijd het dichtst bij de bedoelde periode komt. Na het opzetten van de basis van het wijde mantelpatroon uit dit boek blijken bij vergelijking met de mantel nog aanpassingen nodig. Maar ja, het systeem is Engels en de mantel is van Franse makelij.
- Voor de Rundschau für internationale Herrenmode 11/2013 over een historische schouderbewerking, is als basis het colbertpatroon uit Michael Müller – Illustriertes Handbuch der neuesten praktischen und wissenschaftlichen Zuschneidekunst für Kleidermacher (1930) gebruikt. Na opzetten van het patroon blijkt het colbert wijder dan het gewenste beeld. Herberekenen van de gebruikte maten en het maken van een nieuwe opstelling is dan de enige mogelijkheid.
Bewerking niet altijd aangegeven
Met dit laatste voorbeeld komen we gelijk op een ander probleem in het gebruik van authentieke patronen. Lang niet in alle gevallen staat op patronen de bewerking aangegeven. Als je niet weet wat de juiste bewerking is, kun je voor grote verrassingen komen te staan. Dit geldt zeker voor historische herenkleding, meestal van wol gemaakt, waar het in vorm persen, uitrekken, kort houden, etc. veelvuldig voorkomt. Als je oude pompboekjes van voor de Eerste Wereldoorlog bekijkt, ontstaat zo’n 70 procent van de fouten door verkeerd persen!
Een boek dat hierbij behulpzaam kan zijn, is Jason Maclochlainn – The Victorian Tailor (2011). Een veel uitgebreider, maar moeilijker te vinden boek, is Robert Doyle – The Art of the Tailor (2005). Doyle gaat vooral uitgebreid in op hoe je 19de- en vroeg 20ste-eeuwse patronen tekent en toepast. Beide boeken behandelen uitsluitend herenkleding. Voor dameskleding ken ik niet een vergelijkbaar boek. Over kledingtechnieken is door Dover Publications het boek van Kristina Harris – Authentic Victorian Dressmaking Techniques (1999) uitgegeven, een fascimile-uitgave van Butterick – Dressmaking up to date (1905). Tweedehands zijn A. Witte – Wie lerne ich schneidern? (ca. 1910) en Henriette J. van Wessem – Ik Kan Kostuumnaaien (ca. 1912) interessante aanwinsten voor oudere technieken.
Het maken van kleding is vormgeving op een lichaam; of het nu gaat om historische of moderne kleding. Het hangt af van de maker hoe deze met het hulpmiddel, het patroon, omgaat. Zoals al gezegd bij het vinden van patronen, gaat het om interpretaties: welk beeld moet er worden neergezet en wat pas je aan om tot dit resultaat te komen. De ene keer werk ik vanuit een historische basis, maar dan moet ik me inwerken in het systeem. De andere keer pak ik een moderne basis, in mijn geval het systeem M. Müller & Sohn ofwel het Rundschau-systeem genoemd, waar ik historische elementen inbreng. Het voordeel van deze manier van werken is dat ik in de basis precies weet wat ik aan het doen ben. En ook hierin kan ik de keuze maken of ik een patroon gebruik uit de DOB/HAKA Historische Schnitte waarbij de pasvorm op het moderne lichaam aangepast is en de verwerking meer confectiematig is, of dat ik authentieke principes overneem in de moderne basis. Dan blijven oudere bewerkingstechnieken van belang.
In het kleermakersvak is het lichaam de basis waarop wordt gewerkt. Meer over de relatie lichaam, plat patroon en 3D-vorm zoals die in de 19de eeuw is ontwikkeld, is te vinden in het blog Henry Wampen's Antropometrie.